Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Hoewel wetenschappers steeds meer doordrongen zijn van de plasticiteit van het brein, worden verschillen tussen de hersenen van mannen en vrouwen nog altijd gezien als teken van aangeboren sekseverschillen. Dat toont mediawetenschapper Annelies Kleinherenbrink in onderzoek waar ze 21 oktober op promoveert aan de Universiteit van Amsterdam.
Man versus vrouw

Begin deze eeuw viel men massaal voor het idee van het plastische brein. Bij taxichauffeurs en beginnende jongleurs waren veranderingen in de hersenen meetbaar wanneer zij zich het Londens stratenplan of nieuwe trucs eigen maakten. De verbindingen tussen hersencellen zijn aan verandering onderhevig en er ontstaan ook compleet nieuwe hersencellen, zelfs bij volwassenen, bleek uit deze en andere studies. Tien jaar eerder werd dat onmogelijk geacht. Nu doen mensen aan hersen- en geheugentraining of houden hun brein fit met yoga en superfoods om die plasticiteit optimaal te benutten.

Verrassend genoeg wordt deze veranderlijkheid van het brein maar mondjesmaat erkend in hersenonderzoek naar sekseverschillen, ontdekte Kleinherenbrink. ‘Wetenschappers claimen verschillen tussen mannen en vrouwen in bijna alle hersengebieden en interpreteren die verschillen als bewijs dat mannen en vrouwen nu eenmaal verschillend gebouwd zijn. Alsof dat een vast gegeven is, terwijl die verschillen natuurlijk net zo goed in de loop van het leven kunnen ontstaan onder invloed van omgeving en gedrag.’

Gendertypisch

Onderzoek naar de totstandkoming van verschillen tussen het mannen- en het vrouwenbrein ontbreekt. Kleinherenbrink vermoedt dat dat komt omdat het idee van aangeboren hersenverschillen een dogma is waar zowel wetenschappers als het algemeen publiek aan gehecht zijn. Daarnaast is zulk onderzoek moeilijk op te zetten. Je zou kinderen dan bijvoorbeeld langere tijd moeten volgen terwijl ze willekeurig zijn ingedeeld in een van twee groepen. De ene groep neemt deel aan gender-typische activiteiten – meisjes spelen moedertje en jongens spelen met auto’s – en de andere groep aan gender-atypische activiteiten. Vervolgens kijk je of dat zijn weerslag vindt in hun hersenontwikkeling.

Ondanks de ingewikkelde opzet van zulke studies, roept de promovenda neurowetenschappers op ze toch te doen. ‘Het idee van plasticiteit van het brein is zo dominant in ons inzicht in de mens, maar bij verschillen tussen mannen en vrouwen wordt die ontkend. Op die manier kan een vertoog over aangeboren hersenverschillen tussen mannen en vrouwen worden gebruikt als pseudoverklaring voor het feit dat vrouwen nu eenmaal beter kunnen zorgen of minder goede wetenschappers zijn en mannen niet goed kunnen luisteren.’

Gescheiden klassen

Die veronderstellingen over aangeboren hersenverschillen zag Kleinherenbrink ook terug in de politieke en publieke kijk op onderwijs, ouderschap en geestelijke gezondheidszorg. Bijvoorbeeld in het pleidooi voor gescheiden onderwijs, dat vooral in de VS weer in opkomst is sinds een wetswijziging in 2006. Uitgangspunt daarbij is de aanname dat jongens en meisjes weliswaar niet wezenlijk verschillen in hoe goed ze zouden kunnen leren rekenen of begrijpend lezen, maar dat aangeboren verschillen in hun hersenen nopen tot een verschil in aanpak in het onderwijs. Voor Kleinherenbrink laat deze casus zien dat een mengelmoes van ideeën over plasticiteit en determinisme een nieuw jasje vormt voor genderstereotypering van kinderen.

Toch waarschuwt de promovenda ook niet door te schieten in het geloof in plasticiteit en maakbaarheid. ‘Uit eerdere discussies over nature versus nurture hebben we geleerd dat het idee van volledige maakbaarheid wetenschappelijk geen hout snijdt. De relatie tussen genen en omgeving is complex. Omgevingsinvloeden hebben specifieke effecten op de mens, afhankelijk van iemands genenpakket. Ongebreideld geloof in plasticiteit legt bovendien onrealistische druk op het individu om zijn eigen leven vorm te geven, denk bijvoorbeeld aan de totaal onzinnige trainingen om homoseksualiteit ‘af te leren’.’

Promotiegegevens

Mw. A.V. Kleinherenbrink: The Politics of Plasticity. Sex and Gender in the 21st Century Brain. Promotor is prof. dr. P.P.R.W. Pisters.

Tijd en locatie

De promotie vindt plaats op vrijdag 21 oktober, 12.00 uur.
Locatie: Agnietenkapel, Oudezijds Voorburgwal 231, Amsterdam.