Olav Velthuis deed de afgelopen jaren onderzoek naar onder meer prijsvorming van hedendaagse kunst, de mondialisering van de kunstwereld, en de recente, stormachtige opkomst van kunstmarkten in China, Brazilië, Rusland en India. Zijn laatste onderzoek werd gefinancierd met een Vidi-beurs van NWO. Als hoogleraar aan de UvA blijft Velthuis onderzoek doen naar kunstmarkten en gaat hij zich verder richten op de verhouding tussen markt en gift-ruil, vrijwillige betalingssystemen op het internet, de rol van moraliteit binnen markten, en de wijze waarop seksualiteit en intimiteit worden verhandeld op online webcamplatforms.

Velthuis is sinds 2005 verbonden aan de UvA, sinds 2011 als universitair hoofdocent Sociologie. Hij is leider van de programmagroep Cultuursociologie aan de afdeling Sociologie. Vanaf 2002 tot 2003 was hij universitair docent aan de University of Konstanz (Duitsland), gevolgd door een postdoctoraal onderzoeksfellowship aan Columbia University (VS). Daarna werkte hij vier jaar lang als verslaggever op de economieredactie van de Volkskrant. Velthuis was onder meer visiting fellow aan het European University Institute in Florence en visiting professor aan het Wissenschafts Zentrum Berlin (WZB) en de Chinese University of Hong Kong. Hij is voorzitter van The International Art Market Studies Association (www.artmarketstudies.org).

Velthuis publiceerde meerdere boeken, waaronder Talking Prices. Symbolic Meanings of Prices on the Market for Contemporary Art, dat een prestigieuze prijs kreeg van de American Sociological Association. Het Amerikaanse tijdschrift Newsweek noemde het boek ‘het beste onderzoek naar wat kunst kopen betekent’. Velthuis’ onderzoek naar kunstmarkten, de consumptiesamenleving, financiële markten, de productie van journalistiek nieuws en de literaire boekenmarkt verscheen in toonaangevende wetenschappelijke tijdschriften, waaronder Journal of Consumer Culture, Theory & Society, Socio-Economic Review, Economy & Society en Journalism. Hij schreef populariserende artikelen voor onder meer de Financial Times en het Amerikaanse kunsttijdschrift Artforum.